Gebruiks- en klimaatklassen

Hout in relatie tot de blootstelling aan vocht: gebruiks- en klimaatklassen

De inschatting van de levensduur van hout en producten op houtbasis wordt in het algemeen beoordeeld op basis van de klimaatomstandigheden waarin en de wijze waarop deze producten worden blootgesteld.

Twee termen die betrekking hebben op deze klimaatomstandigheden in de praktijk zijn de klimaatklasse en de gebruiksklasse.

Zowel voor voorschrijvers, producenten en verwerkers als voor de eindgebruikers van hout en houtproducten is het niet altijd duidelijk wat wordt bedoeld met klimaatklassen enerzijds en gebruiksklassen anderzijds. In wat volgt wordt het onderscheid tussen beiden meer in detail beschreven .

Wat is een klimaatklasse?

Klimaatklassen (Eng: Service Classes) zoals gedefinieerd in EN 1995-1-1 / Eurocode 5 [1] worden in hoofdzaak gebruikt om mechanische eigenschappen in te schatten: sterkte en (kruip)vervorming. Maar bijvoorbeeld ook om het risico tot corrosie van verbindingsmiddelen te bepalen.

  • Klimaatklasse 1 betreft een vochtgehalte in de materialen dat overeenkomt met een temperatuur van 20 °C en een relatieve vochtigheid van de omringende lucht die slechts gedurende enkele weken per jaar hoger is dan 65 %.
    • Hierbij krijgt het meeste naaldhout over het algemeen een houtvochtgehalte van niet hoger dan 12%
  • Klimaatklasse 2 komt overeen met een omgeving met een temperatuur van 20 °C en een relatieve vochtigheid van de omringende lucht die slechts gedurende enkele weken per jaar hoger is dan 85 %.
    • Het meeste naaldhout zal in deze omstandigheden een vochtgehalte krijgen tot maximaal 20%
  • Klimaatklasse 3 betreft klimaatomstandigheden die leiden tot hogere vochtgehalten dan klimaatklasse 2.

Opmerking: in de herziene versie van de Eurocode (nog te verschijnen) worden de klimaatklassen uitgebreider beschreven aan de hand van een bovengrens voor de luchtvochtigheid (niet meer dan enkele aaneensluitende weken per jaar te overschrijden) en een gemiddelde luchtvochtigheid. Daarnaast wordt nog een 4e klimaatklasse gedefinieerd voor een verzadigde toestand van het hout. Concreet zal dit worden (overeenkomstig houtvochtgehalte voor naaldhout tussen haakjes):

  • Klimaatklasse 1: bovengrens 65% RV (12%) – jaarlijks gemiddelde 50% RV (10%)
  • Klimaatklasse 2: bovengrens 85% RV (20%) – jaarlijks gemiddelde 75% RV (16%)
  • Klimaatklasse 3: bovengrens 95% RV (24%) – jaarlijks gemiddelde 85% RV (18%)
  • Klimaatklasse 4: verzadigd (afhankelijk van de omgeving: grond of water)

Klimaatklassen specifiëren voor verschillende bouwconstructiedelen, wordt op nationaal niveau gedaan. In de Belgische norm NBN EN 1995-1-1 ANB (Belgische nationale bijlage van EN 1995-1-1)[2], worden een aantal voorbeelden gegeven in § 2.3.1.3(1) P “Toewijzing van constructies aan klimaatklassen”:

  • kruipruimte: 2 indien voldoende droog (verluchting en waterdichte vloer), anders 3
  • verlucht buitenspouwblad van een buitenmuur : 2
  • bewoonde en verwarmde kamer: 1
  • niet bewoonde en niet geïsoleerde kamer: 2
  • hout in grondcontact: 3
  • hout buiten en onbeschermd : 3
  • ruimten onder een afdak: 2
  • ruimte tussen de dakbedekking en het onderdak: 2

Deze voorschriften zijn normatief op Belgisch niveau.

Opgelet, de klimaatklassen zoals gedefinieerd in de Eurocode 5 mogen niet verward worden met de Belgische binnenklimaatklassen zoals courant gehanteerd door aannemers en architecten [3]. Deze binnenklimaatklassen beschrijven de vochtbelasting van een ruimte en bepalen de dampdruk, en dus de nood aan vochtremmende maatregelen, maar komen niet overeen met de klimaatklassen uit de Eurocode. Deze binnenklimaatklassen hebben ook niet specifiek betrekking op hout(bouw).

België kent vier verschillende binnenklimaatklassen:

  • Binnenklimaatklasse 1: gebouwen met weinig tot geen vochtproductie (toonzalen en opslagplaatsen voor droge goederen, … )
  • Binnenklimaatklasse 2: gebouwen met een beperkte vochtproductie en een goede ventilatie ( grote woningen, scholen en winkels, … )
  • Binnenklimaatklasse 3: gebouwen met een aanzienlijke vochtproductie en matige ventilatie (kleinere woningen, appartementen, ziekenhuizen en restaurants, … )
  • Binnenklimaatklasse 4: gebouwen met een hoge vochtproductie (zwembaden, brouwerijen, … )

Wat is een gebruiksklasse?

Gebruiksklassen (Eng: Use Class (UC), in het verleden ook Hazard Class genoemd) zoals gedefinieerd in EN335 [4] worden gebruikt om het risico op biologische aantasting in te schatten (schimmels, insecten). Deze klassen worden als volgt gedefinieerd:

  • UC1: binnen, droog, geen aantasting verwacht
  • UC2: beschermd en niet blootgesteld aan het weer, occasioneel nat worden kan (bijvoorbeeld: buiten onder dak), nat worden door condensatie is bijvoorbeeld mogelijk.
  • UC3: boven de grond, blootgesteld aan het weer
    • 3.1.: product kan drogen
    • 3.2.: accumulatie van water is mogelijk, langdurig nat blijven is mogelijk
  • UC4: direct contact met grond- of zoetwater
  • UC5: regelmatig of permanent contact met zoutwater

De norm EN 335 als link tussen de gebruiksklasse en de klimaatklasse:

De Europese norm EN 335 definieert deze vijf gebruiksklassen die verschillende gebruikssituaties vertegenwoordigen waaraan hout en houtachtige materialen kunnen worden blootgesteld. De norm geeft voor elke situatie ook de relevante biologische agentia aan. Een gebruiksklasse is weliswaar geen prestatieklasse en geeft geen richtlijn over hoe lang hout en producten op houtbasis in gebruik kunnen blijven.

Deze norm geeft ook een indicatie van overeenkomst tussen de gebruiksklassen en de klimaatklassen uit de Eurocode, maar geeft daarbij ook meteen aan dat deze niet strikt aligneren.

Tabel uit de norm met link tussen beide klasses:

Table A.1 - Service classes and their possible corresponding use classes
Service class according to EN 1995-1-1 Possible corresponding use class according to EN335:2012
Service class 1 Use class 1
Service class 2 Use class 1 - use class 2 if the component is in a situation where it could be subjected to ocassional wetting caused by e.g. condensation
Service class 3 Use class 2 - use class 3 or higher if used externally

Tot besluit: klimaatklasse en gebruiksklasse vertonen een zekere overeenkomst maar worden in de praktijk toegepast om andere aspecten van het vochtgedrag van hout te beschrijven. Het is dan ook noodzakelijk om afhankelijk van het beoogde doel de ene of de andere klassering voor te schrijven, en in sommige gevallen beide.

Referenties

[1] NBN EN 1995-1-1 + A1: 2015 “Eurocode 5: Design of timber structures - Part 1-1: General - Common rules and rules for buildings (Consolidated version, including AC:2006 and A1:2008)”

[2] NBN EN 1995-1-1 ANB:2012 “Eurocode 5 - Design of timber structures - Part 1-1: General - Common rules and rules for buildings - National annex”

[3] WTCB. Infofiche 11 (2004/08)

[4] NBN EN 335: 2013 “Durability of wood and wood-based products - Use classes: definitions, application to solid wood and wood-based products”